Schoolleiders zijn onmisbaar voor goed onderwijs. Daar bestaat vrijwel geen discussie over. Maar wat voor leiderschap heeft jouw school nu én in de toekomst nodig? En wat is goed schoolleiderschap?
Wat onderscheidt goede scholen van minder goede scholen? Daar kan Alida Oppers, inspecteur-generaal van het Onderwijs bij de Inspectie van het Onderwijs, kort over zijn. “Goede scholen hebben een schoolleider met een visie, duidelijke doelen voor de school, rekening houdend met de omgeving. Een goede schoolleider zorgt voor een prima kwaliteitszorgsysteem, meet resultaten en stuurt bij. Hij zorgt voor focus – niet als papieren tijger maar als een gemeenschappelijke, door het team gedragen richting.”
Ook Edith Hooge, voorzitter van de Onderwijsraad en hoogleraar Onderwijs-bestuur bij TIAS (Tilburg University), ziet dat de schoolleider hét verschil maakt in de ontwikkeling en het leren van kinderen. “Welk vraagstuk de Onderwijsraad ook oppakt, we kijken vrijwel altijd naar de rol van de schoolleider. Een goede schoolleider geeft leiding aan goed onderwijs. Dat is een ingewikkeld proces, waarin hij voortdurend grote en kleine keuzes moet maken. Een schoolleider moet zowel een brug als een buffer zijn. Als brug zorgt hij voor aansluiting bij ontwikkelingen in de omgeving van de school: waar doen we aan mee, met welke partij gaan we in zee? Tegelijkertijd vormt hij een buffer als hij bepaalde zaken die op de school afkomen afhoudt.”
Anje Ros, lector Goed leraarschap, goed leiderschap bij Fontys, deed onderzoek naar de ontwikkeling van een professionele cultuur en het beroepsprofiel van schoolleiders. Zij benadrukt de rol die schoolleiders spelen in het voortdurende proces van verandering en verbetering van school. “Er zijn steeds meer hoogopgeleide leraren. Een goede schoolleider coacht de kartrekkers, zorgt voor een open, ontwikkelingsgerichte cultuur en schept een sfeer van vertrouwen.”
“Een schoolleider is altijd over onderwijs in gesprek met zijn leraren,” vult Hooge aan, “en zorgt voor een klimaat, waarin zij goed met elkaar samenwerken. Natuurlijk maakt een schooleider ook strategische keuzes als het gaat om personeelszaken, financiële middelen en externe contacten. Goed schoolleiderschap vraagt echter om focus. Als schoolleider moet je je concentreren op de vraag: waar zit mijn stimulerende en ontzorgende rol? Bij alles wat je doet, is de vraag: draagt dit
bij aan goed onderwijs?”
Schoolleiders hebben ruimte nodig voor ontwikkeling, die komt echter in het gedrang als de coronamaatregelen, het dagelijkse gegoochel om een leraar voor elke klas te krijgen en soms zelfs het ophangen van de wc-rollen, alle aandacht opeisen. “Op dit moment hebben schoolleiders weinig ruimte om te professionaliseren,” signaleert Ros. “Dat kunnen ze niet alleen oplossen. Ze zijn bezig met klusjes die ook door de conciërge of ouders gedaan kunnen worden. Schoolleiders denken vaak dat ze alles zelf moeten doen en mogen wat meer loslaten. Zo kun je leraren meer eigenaarschap geven door te zeggen: ‘je kunt dit zelf oplossen.’ Hierin zie ik grote verschillen. Op sommige scholen pakken leraren met andere teamleden bepaalde kwesties op. Op andere scholen heeft de schoolleider echt alles zelf onder controle.”
“De vraagstukken waarmee schoolleiders te maken krijgen, worden echter steeds complexer,” stelt Ros. “Denk aan kansenongelijkheid en passend onderwijs. De school is minder geïsoleerd dan vroeger. Schoolleiders moeten daardoor leraren meer dan voorheen coachen om samen te werken met externe partners. Dat vraagt om andere vaardigheden.”
Ook Hooge noemt ontwikkelingen in de buitenwereld als een belangrijk aspect van veranderend leiderschap. “De relaties met die buitenwereld worden talrijker en belangrijker. Neem bijvoorbeeld de Integrale Kindcentra. Dan heb je je als schoolleider ook te verhouden tot de zorg en kinderopvang. Je hebt te maken met veiligheid en politie. Je moet een goede analyse kunnen maken: wat is belangrijk voor de school en het team? Als school kun je het niet meer alleen. Die brugfunctie van schoolleiders wordt steeds belangrijker.”
Het schoolleiderschap is continu in beweging. Oppers noemt als voorbeeld schoolleiders in Rotterdam, die een grote toename zien van leerlingen die uit Oost-Europa afkomstig zijn. “Als je leerlingenpopulatie verandert, dan vraagt dat om een andere benadering. Ook de sociaal-emotionele gevolgen van de coronapandemie die zeker in het voortgezet onderwijs spelen, hebben invloed op het onderwijsaanbod. Daarnaast is er de veranderde wetgeving, bijvoorbeeld rondom burgerschapsonderwijs. Schoolleiders bewegen niet altijd voldoende mee met die veranderende eisen. Dat de kwaliteitszorg bij een kwart van de scholen tekortschiet, vind ik wel een indicatie.”
De onderwijscontext verandert en bepaalt wat voor leiderschap er op scholen gevraagd wordt. “De functie draait tegenwoordig meer om onderwijskundig leiderschap, met een sterke nadruk op het verbeteren van het onderwijs en het creëren van een goede werkomgeving. De moderne schoolleider moet hierin zijn plek zoeken,” constateert Hooge. “Het samenspel met het schoolbestuur speelt daarbij een steeds prominentere rol, omdat schoolbesturen zich meer dan ooit verantwoordelijk tonen voor de kwaliteit van onderwijs. Het zijn echter de schoolleiders die hiertoe de sleutels in handen hebben. Daarom moeten ze op bestuursniveau betrokken zijn bij kwaliteitszorg, het inspectietoezicht en strategisch meedenken.”
Tot slot drukken schoolleiders hun stempel op het onderwijsaanbod zelf. Hooge: “Wat er in de klas gebeurt, moet steeds meer evidence informed zijn. Wat zijn de laatste inzichten op het gebied van bijvoorbeeld begrijpend lezen? De schoolleider moet die wetenschappelijke kennis kunnen vertalen en beschikbaar maken voor leraren.”
Al deze ontwikkelingen vragen om een nieuw soort leiderschap. “Om schoolleiders in die rol te laten groeien, heb je een lerende organisatie op stichtingsniveau nodig,” stelt Ros. “Een organisatiecultuur waarin je gebruikgemaakt van onderzoek. Zo moet je leraren de ruimte geven om binnen de visie van de school te experimenteren. Daarbij hoort echter dat je zelf als schoolleider óók leert en experimenteert.”
Hoe weet je of je als schoolleider goed bezig bent? “Besturen kunnen schoolleiders meer stimuleren om terug te vallen op collega-directeuren binnen dezelfde stichting,” tipt Ros. “Het moet normaal worden dat schoolleiders kunnen sparren met elkaar en ervaringen delen, ook al is het maar iets kleins. In zo’n cultuur krijgen schoolleiders de tijd en ruimte om van elkaar te leren. Daarnaast is kennis over effectief leiderschap belangrijk: hoe richt je effectief een organisatie in, hoe kom je met je team tot visieontwikkeling, hoe vertaal je de strategie van het bestuur naar je eigen beleid? Het volgen van de literatuur en bezoeken van congressen is belangrijk in dit leerproces dat altijd draait om de vraag: hoe pas ik die kennis toe en wat is de volgende stap voor mijn team?”
Om de ontwikkeling van schoolleiders te versterken is de Onderwijsraad voorstander van één beroepsstandaard voor de hele onderwijssector. Hooge: “Een standaard met een verplicht register, waarin je de professionele normen vastlegt: wat moet een schoolleider kennen en kunnen, welke houding past daarbij? Daarbij is een beschrijving van de verschillende stadia van ervaring belangrijk: hoe ontwikkel je je als schoolleider van start- naar vakbekwaam, welke tussenstappen maak je? Er is sowieso een duidelijker beroepsbeeld van de schoolleider nodig en wat deze functie van je vraagt. Daarnaast moet er (zeker in het primair onderwijs) iets op het vlak van arbeidsvoorwaarden gebeuren, zodat schoolleiders uitstralen dat zij een stevige, zelfbewuste beroepsgroep vormen.”
“We moeten oppassen dat het schoolleidersvak te veel als een roeping wordt gezien,” waarschuwt Oppers. “Het beroep moet je niet romantiseren. Om ervoor te zorgen dat meer mensen schooldirecteur willen worden, is het belangrijk dat er eisen aan het vak gekoppeld worden, die verder gaan dan die van het Schoolleidersregister. Denk aan onderwijskundig leiderschap, zicht op de populatie, welk onderwijsaanbod en kwaliteitszorgsysteem er nodig zijn, wat dit betekent voor het team en hoe de schoolleider naar buiten moet treden.”
Zo’n beroepsstandaard kan wellicht nieuwe mensen aantrekken als schoolleider, denkt Hooge. “Daarnaast kunnen schoolbesturen misschien voor meer kweekvijvers zorgen, waarin schoolleiders (ook uit andere sectoren) worden klaargestoomd voor het vak.”
Wat kan er nog meer gedaan worden om het schoolleiderstekort terug te dringen? Oppers: “Meer functiedifferentiatie waarbij andere mensen in de school taken krijgen, die traditioneel bij de schoolleider lagen.” Ook Ros is voorstander van gespreid leiderschap, waarbij verantwoordelijkheden bij de hele organisatie komen te liggen en niet meer alleen bij de schooldirecteur. “We weten uit onderzoek dat gespreid leiderschap de werkvreugde van leraren en schoolleiders verhoogt.” En dat werkplezier is een belangrijke drijfveer om een geweldige schoolleider te worden, te zijn en te blijven.
Regels, regels, regels?!
Schoolleiders voelen zich wel eens een speelbal van de overheid, omdat ze steeds maar weer met nieuwe protocollen en regels te maken hebben. Goed schoolleiderschap vraagt om het maken van scherpe keuzes en daar hebben schoolleiders de ruimte voor nodig, realiseert Alida Oppers, inspecteur-generaal van het Onderwijs, zich. “Die krijgt de schoolleider, óók van de inspectie. Schoolleiders en bestuurders kunnen zelf kiezen hoe zij aan de verantwoordingseisen voldoen, op een manier die past bij de school. Er bestaan echter hardnekkige misverstanden over wat de overheid allemaal vraagt van het onderwijs. Daarom heeft het ministerie van Onderwijs de brochure Ruimte in Regels uitgebracht.”
Interessant?
Dit artikel stond in KADER , het vakblad voor schoolleiders, dat AVS-leden exclusief ontvangen. Wil jij KADER ook op de deurmat hebben? Word lid of abonnee, ontvang voortaan een kersvers exemplaar in de brievenbus en versterk de positie van schoolleiders.